Eindexamens: zó ben jij helemaal klaar voor je wiskunde eindexamen

Virginie

Over een maand is het zover: de eindexamens! Zeker voor lastige vakken zoals wiskunde kan je niet vroeg genoeg met je voorbereiding beginnen. We helpen je hier graag een handje bij, zodat jij straks perfect voorbereid bent voor je eindexamen wiskunde.

Van statistiek en kansberekening tot de stelling van Pythagoras

Wiskunde vormt een belangrijk onderdeel van het eindexamen, maar voor sommige leerlingen kan het een lastig vak zijn. Saai en moeilijk zijn veelgehoorde termen als het om wiskunde gaat. Het is inderdaad een uitdagend vak: het is abstract en in tegenstelling tot andere vakken kun je bij wiskunde een antwoord eigenlijk alleen goed of fout hebben. Bij een ander vak kun je vaak nog een uitleg schrijven, waardoor je soms toch nog wat puntjes kunt sprokkelen terwijl je antwoord niet helemaal klopt.

Wiskunde begrijpen door veel te oefenen

Wiskunde is een vak om echt te begrijpen en dit begrijpen lukt pas door het veel te oefenen. Door te oefenen herhaal je de stof en snap je het vak beter. Bij je eindexamen wordt beoordeeld hoe goed je de basisprincipes van de wiskunde hebt begrepen en hoe je deze kunt toepassen.

Om goed voorbereid te zijn op je eindexamen wiskunde, is het erg belangrijk om regelmatig te oefenen met verschillende opgaven. Dit kan aan de hand van wiskundeboeken, het maken van voorgaande wiskunde CITO-examens of door samen met een klasgenootje te oefenen. Daarnaast is het van belang om regelmatig de stof te herhalen, zodat je alles goed in je hebt opgenomen voor het examen.

Wiskunde eindexamen oefenen op StudyGo

Op StudyGo kan je met het eindexamenpakket volledige CITO-examens wiskunde van de afgelopen jaren oefenen. Daarbij kan je complete examens oefenen, maar kan je je kennis ook gericht per onderwerp toetsen. Dit laatste doe je aan de hand van een mix van bestaande examenvragen per onderdeel, zoals meetkundige berekeningen of toegepaste analyse. Zoals bij alle StudyGo-oefentoetsen krijg je per opgave een duidelijke uitleg bij het juiste antwoord en zie je precies welke onderdelen je nog wat extra moet oefenen.

Heb je moeite met een specifiek onderwerp? Stel je vraag via de chat of volg een online bijles

Extra tips om je eindexamen wiskunde voor te bereiden:

  • Maak een planning

Door een goede planning te maken zorg je dat je genoeg tijd hebt om je voor te bereiden op het examen. Maak een realistische planning en probeer je daaraan te houden. Zo weet je precies wat je moet doen en wanneer je het moet doen.

  • Oefen regelmatig

Probeer zo veel mogelijk te oefenen door voorgaande wiskunde examens te maken, bijvoorbeeld met het eindexamenpakket van StudyGo. Je kunt dan officiële CITO-examens maken, maar ook met een mix van bestaande examenvragen gericht per onderwerp oefenen. Zo kun je precies zien wat je nog niet goed beheerst en welke onderdelen je nog extra moet oefenen.

  • Schakel hulp in als je iets niet begrijpt

Loop je bij sommige onderwerpen vast omdat je iets niet begrijpt? Vraag dan hulp aan bijvoorbeeld je docent, een klasgenoot of stel je vraag via de StudyGo vragen functie en krijg antwoord van medeleerlingen of onze tutoren. Zo voorkom je dat je kostbare tijd verliest en mogelijk gefrustreerd raakt.

  • Gebruik verschillende soorten studiemateriaal

Er zijn veel middelen beschikbaar om je voor te bereiden op het eindexamen wiskunde, zoals boeken, online toetsen en oefenexamens. Door verschillende bronnen te gebruiken, breng je afwisseling aan in het leren en zorg je dat het minder saai wordt. Ook kun je hierdoor makkelijker gerichter oefenen op de onderdelen die je nog niet zo goed beheerst.

  • Zorg voor ontspanning

Probeer tijdens het studeren voldoende tijd in te plannen voor ontspanning. Zorg dat je tijdens het leren genoeg pauzes inlast. Ga bijvoorbeeld af en toe naar buiten om een ommetje te maken. Zo kun je vaak meer focus houden en lukt het leren beter.

  • Bedenk een strategie

Heb je alle stof uitgebreid geoefend en staat het eindexamen al bijna voor de deur? Bedenk dan nog even goed voor jezelf hoe je het examen gaat aanpakken. Maak een lijstje van alle benodigde materialen die je mee moet nemen en zorg dat je op tijd aanwezig bent. Probeer tijdens het examen rustig te blijven als je vastloopt bij een bepaalde opgave. Ga door met de volgende vraag en kom later terug op de moeilijkere opgaven.

Hopelijk helpen bovenstaande tips om je goed voor te bereiden op het wiskunde eindexamen. Veel succes!

Eindexamen pakket

Geschikt voor 4 vmbo-t, 5 havo en 6 vwo

Probeer 7 dagen gratis
Eindexamenpakket
1 maand
Volledige oefenexamens
Examens per onderwerp
Oefenstof voor alle vakken
Onbeperkt online bijles
Chatten met tutoren
Extra oefentoetsen
Onderwerp uitlegvideo’s
Antwoord uitlegvideo’s
Voordeligste examenhulp
Direct aan de slag

5 handige tips om tieners te ondersteunen nu ze weer deels naar school mogen

Virginie

Na een lange periode van volledig thuisonderwijs is er een lichtpuntje aan de horizon: middelbare scholieren mogen ook weer deels naar school! Ontzettend goed om even onder klasgenoten te kunnen zijn, en vooral ook: uit het zicht van ouders met school bezig te zijn. Net als dat het voor ouders best fijn is om iets minder op elkaars lip te zitten. Hierbij 5 tips om je kind in deze tijd te ondersteunen en de sfeer thuis nog meer te verhogen! 

Plan een evaluatiemomentje in
Dit klinkt misschien wat formeel, maar de situatie met thuisonderwijs kort evalueren is heel zinvol. Ga eens met elkaar na hoe de lockdownperiode thuis is bevallen, voor zowel kind als ouder. Wat ging er goed? Wat kan er beter? En wat is wenselijk nu kids weer onderwijs op school en thuis combineren? Een mooi moment om de knelpunten rustig met elkaar te bespreken en (hopelijk) te kunnen tackelen!

Blijf met elkaar praten, zonder politiepet op
Zorg dat je met je kind in gesprek blijft. Vraag of de dag leuk is geweest, of ze op schema liggen en vooral of ze oké zijn. Het is de kunst om hierbij te vermijden als politieagent over te komen en strikt alles te controleren. Dat werkt vaak averechts. Geef je kind voldoende ruimte én verantwoordelijkheid om eigen taken zelf op te knappen en uit te vogelen. Op school staat de docent per slot van rekening ook niet elke minuut van de les naast je kind. Ook daar moeten ze zelfstandig aan de slag. Laat duidelijk weten dat je er natuurlijk wel voor je kind bent als hij/zij ergens niet uitkomt.

Rust – reinheid – regelmaat
Het lijkt op een reis terug naar de babytijd, maar echt: ook middelbare scholieren varen goed op een vast ritme. Zeker nu schoolweken bestaan uit fysiek én online onderwijs. Probeer met het hele gezin een normaal school-/werkweek ritme op te pakken, waarbij iedereen doordeweeks op de gebruikelijke tijd opstaat en met elkaar ontbijt. Het liefst kleedt elk gezinslid zich ook gewoon aan, maar vooruit: pubers uit hun comfortabele huispakken krijgen hoeft geen puntje van oorlogsvoering te zijn. Na het ontbijt start iedereen met zijn/haar eigen programma van de dag, met tussendoor ruimte ingepland voor voldoende pauzes en lichaamsbeweging.

Stimuleer afspraken met vrienden
Contact met leeftijdsgenoten is voor middelbare scholieren erg belangrijk. Dat is door de lockdown voor een heel groot deel weggevallen en kan vanuit huis niet genoeg gestimuleerd worden. Of het nu neerkomt op digitaal of buitenshuis afspreken: laat je kind in contact blijven met vrienden en vriendinnen. Samen sporten, online huiswerk maken of gamen? Yes, yes en nog eens yes.

Tijd voor iets leuks
Zorg dat jullie thuis met elkaar ook genoeg gezellige momenten hebben samen. Houd bijvoorbeeld wekelijks een ‘food-travel’ avond. Hierbij staat één vakantieland centraal, en staat al het eten, drinken, de muziek plus een film of serie allemaal in het teken van het betreffende land. Of organiseer een bioscoopavond met de nieuwste filmrelease en heel veel snacks! Verdiep je ook alvast samen in uitjes die straks weer mogen: laat je kind research doen naar leuke vakantiebestemmingen, restaurants of activiteiten. Wie weet zit er wel een leuk hotel of huisje tussen voor nu een weekendje weg? Lekker eruit met elkaar in een andere omgeving geeft een hoop plezier en kan als frisse herstart werken!

5 tips voor Franse films in de klas

Virginie

Een Franse film of serie in de klas kijken? Doen! Voor Frans geldt hetzelfde als voor elke andere taal: je leert de taal sneller door het veel te spreken én te horen. De kans is bovendien groot dat je leerlingen het een boeiende afwisseling van de lesstof vinden. Ook kun je er als docent direct leuke lesopdrachten aan koppelen. Voor zowel de onderbouw als bovenbouw hebben we de beste Franse films inclusief lesmateriaal op een rijtje gezet.

Lupin 

5-delige serie uit 2021 (seizoen 2 volgt later in 2021), per aflevering 40-50 minuten, geschikt voor onder- en bovenbouw.

In de gloednieuwe Franse Netflix-serie Lupin staan de boeken over meesterinbreker Arsène Lupin centraal. Deze Franse tijdgenoot van Sherlock Holmes was in de Franstalige wereld net zo bekend als de Britse detective en verovert nu ook de rest van de wereld. Acteur Omar Sy (o.a. bekend van Intouchables) wil in de rol van gentleman-dief Assane Diop zijn vader wreken. Geïnspireerd door de avonturen van Arsène Lupin bindt hij de strijd aan met de rijke familie die verantwoordelijk is voor de dood van zijn vader.

Waarom deze serie met de klas kijken?
De charismatische Omar Sy en de snelle montage maken dit tot een zeer toegankelijke en vermakelijke serie, die zich met name in Parijs afspeelt. Het Robin Hood-aspect is een interessant thema en voer voor discussie. De hoofdrolspeler gaat niet voor eigen gewin, maar strijdt om het kwaad te ontmaskeren en corruptie aan het licht te brengen. Ook is het bruggetje naar het lezen van de Arsène Lupin boeken voor de lijst natuurlijk snel gemaakt!

Extra: bekijk de leuke online les over Lupin van uitgeverij ThiemeMeulenhoff.

Bekijk hieronder de trailer van Lupin.

Le Nouveau

Film uit 2015, 81 minuten. Geschikt voor de onderbouw.

Als dertienjarige naar een nieuwe school moeten? Er zijn leukere dingen op die leeftijd. Benoît ondervindt het in Le Nouveau aan den lijve, als hij met zijn ouders naar Parijs verhuist en zijn weg moet vinden op een nieuwe school. Volg de verlegen Benoît op de voet terwijl hij uitzoekt hoe hij vrienden kan maken én tegelijkertijd probeert te voorkomen dat hij het pispaaltje van de school wordt. 

Waarom deze film met de klas kijken?
Le Nouveau behandelt het voor elke middelbare scholier herkenbare thema: als nieuwkomer op school (of in welke andere groep ook) je plek vinden. Het is zowel een grappige als ontroerende film, die thema’s als groepsgevoel, adolescentie en pesten de revue laat passeren.

Extra: deze online lesmap bevat tips ter voorbereiding op de film en leuke opdrachten voor in de klas.

Bekijk hieronder de trailer van Le Nouveau.

La Famille Bélier

Film uit 2014, 105 minuten, geschikt voor onder- en bovenbouw.

Behalve dochter Paula is iedereen bij de familie Bélier thuis doof. Voor haar ouders is de zestienjarige als tolk een onmisbare schakel in het dagelijks leven. Niet alleen thuis op de boerderij, maar ook daarbuiten. In hun kraam op de markt of bijvoorbeeld bij doktersbezoek. Wanneer haar muziekdocent ontdekt dat Paula over een enorm zangtalent beschikt, stelt hij haar voor aan een zangwedstrijd mee te doen in Parijs. Maar kan zij haar ouders en broer wel alleen achterlaten?

Waarom deze film met de klas kijken?
La Famille Bélier is een ontwapenende film, om bij te lachen en een traantje weg te pinken. Ook krijg je een indringende kijk in hoe het leven eruit zou zien, als je niet kunt horen en je volledig van gebarentaal afhankelijk bent. Thema’s die de film onder meer aansnijdt zijn het volwassen worden, eigen keuzes maken en natuurlijk muziek.

Extra: bekijk bijpassende luister- en kennisopdrachten met o.a. het prachtige lied ‘Je vole’ dat Paula in de film zingt.

Bekijk hieronder de trailer van La Famille Bélier.

Les Misérables

Film uit 2019, 103 minuten. Geschikt voor de bovenbouw.

Stéphane is toegetreden tot de anti-criminaliteitsbrigade van Montfermeil, een licht ontvlambare achterstandswijk in een voorstad van Parijs. Op zijn eerste dag gaat het al snel mis, hij ontdekt welke onderhuidse spanningen er tussen de verschillende bendes én de politie spelen. Een interventie met zijn ervaren collega’s dreigt te ontsporen, waarbij een jongen uit de buurt het politieoptreden met een drone vastlegt.

Waarom deze film met de klas kijken?
De maker van Les Misérables heeft zich laten inspireren door cultklassieker La Haine en groeide zelf op in de buurt die centraal staat. Deze meedogenloze film stelt diverse zeer relevante thema’s aan de kaak, zoals armoede, criminaliteit en politiegeweld. Genoeg actuele onderwerpen voor uiterst interessante gesprekken in de klas!

Extra: download een speciale lesmap bij de film voor interessante informatie en opdrachten of bekijk deze relevante vragen om met je leerlingen te bespreken.

Bekijk hieronder de trailer van Les Misérables.

Elle s’appelait Sarah

Film uit 2010, 111 minuten. Geschikt voor de bovenbouw.

In de nacht van 16 juli 1942 wordt de tienjarige Sarah samen met haar ouders opgepakt. Ze worden naar het Vélodrome d’Hiver in Parijs gebracht, waar duizenden joden voor deportatie worden verzameld. Alleen heeft niemand gezien dat Sarah vlak voor de inval thuis haar kleine broertje Michel heeft verstopt. Zestig jaar na dato schrijft een Amerikaanse journaliste in Parijs een artikel over deze razzia. Ze ontdekt hierdoor een lang verborgen geheim van haar eigen schoonfamilie. 

Waarom deze film met de klas kijken?
Een inktzwarte bladzijde uit de Franse geschiedenis komt in deze film tot leven: de deportatie van duizenden joden uit het sportstadion in Parijs tijdens de Tweede Wereldoorlog. Haar naam was Sarah is dus een geschiedenisles en Franse les ineen. Ook is het een verfilming van het gelijknamige boek van Tatiana de Rosnay. Een goede reden om beide versies bijvoorbeeld eens naast elkaar te leggen.

Extra: bekijk bijpassend lesmateriaal (in Frans) om in de klas te gebruiken.

Bekijk hieronder de trailer van Elle s’appelait Sarah.

Wat zijn signaalwoorden en hoe herken je deze in een zin?

Virginie

Een signaalwoord toont het verband tussen zinnen of alinea’s aan. Het signaalwoord vertelt je wat de zinnen of alinea’s met elkaar te maken hebben. Door het gebruik van signaalwoorden is een tekst makkelijker te lezen; ze geven structuur aan de tekst en zorgen voor samenhang tussen de alinea’s. Het maakt een tekst duidelijker, waardoor je deze sneller en beter begrijpt.

Een signaalwoord vertelt je wat de zinnen of alinea’s met elkaar te maken hebben. Het signaalwoord geeft het verband tussen zinnen of alinea’s aan.

Signaalwoorden maken teksten duidelijker

Er zijn veel verschillende soorten signaalwoorden. Maar deze woorden hebben allemaal een ding gemeen: ze geven een verband tussen stukken tekst aan. Aan de hand van deze woorden kun je als lezer signaleren hoe een tekst is opgebouwd. Zo kan het signaalwoord aangeven dat er sprake is van een tegenstelling, opsomming, overeenkomst of chronologische volgorde. Je vindt een tekstverband door goed op signaalwoorden te letten, dit is bijvoorbeeld heel handig bij het begrijpend lezen.

Een signaal is een ander woord voor ‘sein’. Een signaalwoord geeft je als lezer als het ware een seintje dat je op moet letten.

Alle signaalwoorden

Een schrijver gebruikt signaalwoorden om een tekst duidelijker te maken voor jou als lezer. Zo kom je bijvoorbeeld de volgorde van bepaalde gebeurtenissen te weten, maar begrijp je ook dat er een opsomming of samenvatting volgt. Bekijk hieronder veel voorkomende voorbeelden van signaalwoorden.

Signaalwoorden bij tijd

eerst
vroeger
voordat
nadat
daarna
wanneer
intussen
tegelijkertijd
tijdens

Voorbeeld
Voordat ik ga trainen drink ik veel water en tijdens de training drink ik eigenlijk niks.

Signaalwoorden bij tegenstelling

maar
toch
echter
desondanks
daarentegen
enerzijds
hoewel
integendeel

Voorbeeld
Suus houdt veel van muziek, maar niet van dansen.

Signaalwoorden bij opsomming

en
ook
ten eerste, ten tweede etc
daarnaast
bovendien
in de eerste plaats, in de tweede plaats etc
vervolgens
ten slotte
verder

Voorbeeld
Daarnaast werkt Max voor zichzelf en staat hij op zaterdag bij zijn vader in de zaak.

Signaalwoorden bij vergelijking

hetzelfde
zoals
net als
als
zo
evenals
vergeleken met

Voorbeeld
Josje heeft rood haar, net als haar broer.

Door signaalwoorden begrijp je een tekst beter en sneller. Je kunt makkelijker verbanden leggen in de tekst.

Signaalwoorden bij uitleg

omdat
want
daarom
namelijk
immers

Voorbeeld
Roel was heel blij, want hij was net geslaagd voor zijn rijexamen.

Signaalwoorden bij samenvatting

al met al
kortom
samengevat
zoals gezegd
terugblikkend

Voorbeeld
In de zomer gaan zij met de boot naar Terschelling, met de auto naar Kopenhagen en met de trein naar Italië. Al met al hebben ze een druk reisschema.

Signaalwoorden bij conclusie

dus
tot slot
concluderend
daardoor
dat betekent dat

Voorbeeld
Ik heb nog geen plannen voor dit weekend, dus ik heb alle tijd om met je af te spreken.

Wat is het lijdend voorwerp en hoe herken je dit in een zin?

Virginie

Bij het ontleden is het lijdend voorwerp degene die, of hetgeen dat, het werkwoord in een zin direct ondergaat. In de zin ‘hij roept de hond’ ondergaat de hond bijvoorbeeld direct de werking van het werkwoord ‘roepen’. Dit zinsdeel hangt in een zin samen met het onderwerp en het gezegde. Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp, alleen wanneer een zin uit een werkwoordelijk gezegde bestaat.

Een lijdend voorwerp is vaak een zelfstandig naamwoord (huis, kind, Mees). Maar het kan ook uit meerdere woorden bestaan (hun oude stripboeken) of een persoonlijk voornaamwoord zijn (mij, je, hem, haar, het, ons, jullie, hen).

Zie deze voorbeelden (met het lijdend voorwerp dikgedrukt):

Met voetbal maakt hij graag een sliding.
Ik wil een nieuwe telefoon kopen.
Haar vriendin sprong een gat in de lucht.
Sem heeft zijn moeder vanochtend gesproken.
Alle mensen hebben vrije tijd nodig. 
Welke Netflix-serie kijk jij nu?

Hoe herken je het lijdend voorwerp?

Een zin kan een lijdend voorwerp bevatten, maar dit hoeft niet altijd. Bovendien heeft een zin nooit meer dan één lijdend voorwerp. Je kunt dit zinsdeel vinden door de volgende stappen te zetten.

1. Zoek de persoonsvorm

Door de zin vragend te maken of in een andere (tegenwoordige/verleden) tijd te zetten, vind je de persoonsvorm van de zin.

Vragen / in andere tijd Persoonsvorm
Ik ga een pizza bestellen.
Ik ga een pizza bestellen. Ga ik pizza bestellen? ga
Ik ga een pizza bestellen.
Ik ga een pizza bestellen. Ik ging pizza bestellen. ga

2. Zoek het onderwerp

Zet vervolgens ‘wie’ of ‘wat’ voor de persoonsvorm om het onderwerp van de zin te vinden.

Wie/wat + persoonsvorm Onderwerp
Ik ga een pizza bestellen.
Ik ga een pizza bestellen. Wie gaat een pizza bestellen? Ik

3. Zoek het gezegde

Het (werkwoordelijk) gezegde in een zin bestaat uit alle werkwoorden.

Alle werkwoorden Gezegde
Ik ga een pizza bestellen.
Ik ga een pizza bestellen. ga + bestellen ga bestellen

4. Zet ‘wie’/’wat’ voor het onderwerp en gezegde

Combineer de gevonden zinsdelen, het onderwerp en gezegde, en zet hier ‘wie’ of ‘wat’ voor. Het antwoord op deze vraag is het lijdend voorwerp.

Wie/wat + onderwerp + gezegde Lijdend voorwerp
Ik ga een pizza bestellen.
Ik ga een pizza bestellen. Wat ga ik bestellen? een pizza

Naamwoordelijk gezegde

Naast het werkwoordelijk gezegde kan een zin ook een naamwoordelijk gezegde hebben. Bij een naamwoordelijk gezegde staat er altijd een koppelwerkwoord in combinatie met een naamwoordelijk deel. Samen met de rest van de werkwoorden in de zin noem je dit het naamwoordelijk gezegde.

Er zijn negen koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen

Het is handig om deze werkwoorden uit je hoofd te leren, zodat je bij het zien van deze werkwoorden weet dat je op moet letten voor een naamwoordelijk gezegde.

naamwoordelijk gezegde: koppelwerkwoord + (hulpwerkwoorden)+ naamwoordelijk deel
werkwoordelijk gezegde: zelfstandig werkwoord + (hulpwerkwoorden)+ (lijdend voorwerp)

Het koppelwerkwoord koppelt bij een naamwoordelijk gezegde het onderwerp aan het naamwoordelijk deel. Het naamwoordelijk deel zegt iets over het onderwerp, het is een eigenschap of kenmerk. Vaak is het naamwoordelijk deel een bijvoeglijk naamwoord of een zelfstandig naamwoord.

Voorbeeld

Bilal is acteur.

Bilal: onderwerp
is + acteur: naamwoordelijk gezegde (acteur: naamwoordelijk deel)

Jessie is grappig.

Jessie: onderwerp
is + grappig: naamwoordelijk gezegde (grappig: naamwoordelijk deel)

Wat zijn onregelmatige werkwoorden in het Engels?

Virginie

In het Engels hebben onregelmatige werkwoorden een afwijkende vorm voor de past simple (de verleden tijd), de present perfect en de past perfect (waarbij je het voltooid deelwoord gebruikt). Als je de verschillende vormen wilt onthouden kun je ze het best uit je hoofd leren en vaak oefenen. Dan blijven ze na verloop van tijd vanzelf in je hoofd zitten.

De meest voorkomende onregelmatige werkwoorden

Bekijk hieronder een alfabetisch lijst van de meest voorkomende onregelmatige werkwoorden in het Engels (Brits-Engelse spelling). Met de rijtjes van deze onregelmatige werkwoorden kun je net zo lang de verleden tijd en het voltooid deelwoord oefenen tot je ze kent.

Oefen de onregelmatige werkwoorden op StudyGo

We hebben de 114 meest voorkomende onregelmatige werkwoorden in het Engels in een lijst gezet op StudyGo. Je kunt gratis een account aanmaken en gelijk beginnen met oefenen.

Voorbeeld onregelmatige werkwoorden

past simple voltooid deelword vertaling
to be
to be was/were been zijn; worden
to beat
to beat beat beaten slaan
to become
to become became become worden

Oefenvoorbeeldzinnen

Vul in onderstaande zin de juiste vorm van het onregelmatige werkwoord in.

  • You ….. (to be) at my party last week.
  • The Olympic champion ….. (to swim) a world record last year.
  • We ….. never ….. (to be) to Egypt.
  • My little brother ….. (to sleep) terrible until he was 5 years old.

Antwoorden:

You were at my party last week.
The Olympic champion swam a world record last year.
We have never been to Egypt.
My little brother has slept terrible until he was 5 years old.

Wat is de persoonsvorm en hoe herken je deze in een zin?

Virginie

De persoonsvorm van een zin is altijd een werkwoord, iets wat je kunt doen, zoals lopen, voetballen, kopen, kijken. Hieraan kun je zien in welke tijd een zin staat en of deze in enkelvoud of meervoud staat. Als je een zin wilt ontleden, moet je eerst dit zinsdeel herkennen. Dan kun je daarna ook de andere zinsdelen, zoals het onderwerp en lijdend voorwerp, benoemen.

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Er zijn drie manieren om de persoonsvorm te herkennen:

  • Maak de zin vragend (ja/nee-vraag) -> de persoonsvorm komt vooraan in de zin te staan
  • Probeer de zin in een andere tijd te zetten -> het woord dat nu verandert, is de persoonsvorm
  • Zet het onderwerp van de zin in enkelvoud/meervoud -> het werkwoord dat mee verandert, is de persoonsvorm

Voorbeelden van een zin vragend maken

vragende zin persoonsvorm
Ik loop in het park.
Ik loop in het park. Loop ik in het park? loop
Sam rent achter de bal aan.
Sam rent achter de bal aan. Rent Sam achter de bal aan? ren

Voorbeelden van een zin in een andere tijd zetten

verleden tijd persoonsvorm
Ik loop in het park.
Ik loop in het park. Ik liep in het park. loop
Sam rent achter de bal aan.
Sam rent achter de bal aan. Sam rende achter de bal aan. ren

Voorbeelden van een zin in enkelvoud/meervoud zetten

enkelvoud/meervoud persoonsvorm
Ik loop in het park.
Ik loop in het park. Wij lopen in het park. loop
Sam rent achter de bal aan.
Sam rent achter de bal aan. Sam en Max rennen achter de bal aan ren

Enkelvoud of meervoud

De persoonsvorm en het onderwerp van een zin zijn nauw met elkaar verbonden. Is het onderwerp van de zin enkelvoud? Dan moet de persoonsvorm ook enkelvoud zijn. Hetzelfde geldt bij een meervoudig onderwerp: is het onderwerp meervoud, dan moet de persoonsvorm dit ook zijn.

  • De moeder wandelt met een kinderwagen. -> het onderwerp (de moeder) en de persoonsvorm (wandelt) zijn allebei enkelvoud
  • De moeders wandelen met een kinderwagen. -> het onderwerp (de moeders) en persoonsvorm (wandelen) zijn allebei meervoud

In welke tijd staat een zin?

Je kunt aan de persoonsvorm zien of een zin in de tegenwoordige, toekomende of verleden tijd staat.

  • Ik zet mijn wekker elke dag. -> tegenwoordige tijd
  • Haar vader speelde vroeger in een band. -> verleden tijd
  • Na de middelbare school zullen veel kinderen gaan studeren. -> toekomende tijd

Wat zijn koppelwerkwoorden en hoe herken je deze in een zin?

Virginie

Een koppelwerkwoord: dat klinkt misschien ingewikkeld. Maar het is eigenlijk simpeler uit te leggen dan je denkt! Kijk maar eens goed naar de naam, die zegt het namelijk al: het is een werkwoord dat het onderwerp van de zin koppelt. En wel aan het naamwoordelijk deel van het gezegde. Er zijn in totaal negen koppelwerkwoorden, die altijd een eigenschap, kenmerk of toestand aan het onderwerp in de zin koppelen. In een zin is het koppelwerkwoord de persoonsvorm, die samen met een bijvoeglijk naamwoord en/of zelfstandig naamwoord een naamwoordelijk gezegde vormt.

Lijst koppelwerkwoorden

zijn
worden
blijven
blijken
lijken
schijnen
heten
dunken
voorkomen

Bekijk hieronder een aantal voorbeelden van koppelwerkwoorden die samen met een bijvoeglijk naamwoord of een zelfstandig naamwoord het naamwoordelijk gezegde vormen. Het naamwoordelijk gezegde geeft een toestand aan; het onderwerp is, wordt, blijft, blijkt, lijkt, schijnt (etc) iets. In onderstaande voorbeelden is dit deel van de zin onderstreept.

Joris is ziek.
Joris is ziek geweest. (is is hier het hulpwerkwoord, geweest het koppelwerkwoord)
Mijn neef is profvoetballer.
De fiets lijkt kapot.
Die laatste roddel bleek bij iedereen al bekend.
Mijn baas blijft een aardige man

Hoe zie je of een werkwoord een koppelwerkwoord is?

In een zin is een werkwoord alleen een koppelwerkwoord als het één van de negen koppelwerkwoorden uit bovenstaande rijtje is. Maar je moet het werkwoord ook kunnen vervangen door een van de andere koppelwerkwoorden.

Voorbeelden

Lilly is een zangeres.

Lilly: onderwerp
is: koppelwerkwoord 
-> want ‘Lilly wordt een zangeres’, ‘Lilly blijft een zangeres’, ‘Lilly blijkt een zangeres’
zangeres: een eigenschap/kenmerk van Lilly

Martijn wordt vader.

Martijn: onderwerp
wordt: koppelwerkwoord
-> want ‘Martijn is vader’, ‘Martijn blijft vader’, ‘Martijn blijkt vader’
vader: een eigenschap/kenmerk van Martijn

Koppelwerkwoorden als hulpwerkwoord of zelfstandig werkwoord

In veel zinnen komen koppelwerkwoorden voor, maar het hoeft niet altijd als koppelwerkwoord te zijn gebruikt. Wanneer een van de negen werkwoorden namelijk als hulpwerkwoord of zelfstandig werkwoord in de zin staat, is het geen koppelwerkwoord.

Let op: als je zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen als hulpwerkwoord of zelfstandig werkwoord gebruikt, is het geen koppelwerkwoord.

Voorbeelden

Zij is gisteren geslaagd voor haar rijexamen. (hulpwerkwoord)
Pepijn lijkt als twee druppels water op zijn broer. (zelfstandig werkwoord)
Ik blijf vandaag lekker thuis van school. (zelfstandig werkwoord)

Wat het verschil tussen een hulpwerkwoord en een zelfstandig werkwoord nu weer is?

Een hulpwerkwoord is letterlijk het ‘hulpje’ van de zin. Het geeft zelf geen handeling aan, zoals een zelfstandig werkwoord wél doet. Er kunnen meerdere hulpwerkwoorden in een zin staan, of helemaal geen. Zelfstandige werkwoorden geven aan wat er wordt gedaan, het verwijst naar een handeling. Je kunt het doen. Per zin is er maar één zelfstandig werkwoord. Zijn er meer werkwoorden? Dan is het meestal die aan het eind van de zin. Zie bijvoorbeeld deze zinnen:

Ik fiets naar huis. -> geen hulpwerkwoord, alleen een zelfstandig werkwoord (fiets)
Ik ben naar huis gefietst-> ‘ben’ hulpwerkwoord, ‘gefietst’ zelfstandig werkwoord
Zij heeft gisteren een film gekeken-> ‘heeft’ hulpwerkwoord, ‘gekeken’ zelfstandig werkwoord
Zij heeft altijd al veel willen reizen. -> ‘heeft’ en ‘willen’ hulpwerkwoorden, ‘reizen’ zelfstandig werkwoord

3 redenen waarom je met muziek aan beter leert

Virginie

De meningen zijn er nogal eens over verdeeld: of je nu wel of geen muziek aan moet doen tijdens het leren. Argumenten tegen zijn onder meer dat muziek afleidt en je focus verstoort. Maar eigenlijk zijn er vooral veel argumenten vóór op te noemen. Waarom je beter leert met muziek aan? We geven hierbij 3 redenen!

#1 Muziek luisteren heeft een positieve uitwerking op je humeur. Het maakt je blij. En als je gelukkig bent, heeft dit over het algemeen ook een positief effect op je productiviteit. Het leren zal je makkelijker afgaan, zeker als je ook nog eens muziek luistert dat een beetje oppept.

#2 Soms denk je het beste te kunnen leren met stilte om je heen. Het risico van een langdurende stilte is echter dat het je gaat vervelen. De stof die je moet leren kan an sich misschien al een beetje saai zijn, maar voortdurende stilte om je heen is nog veel saaier… Onbewust kun je dan dingen gaan bedenken én doen om die stilte te doorbreken. Wat weer afleidt van je eigenlijke doel: leren.

#3 Muziek kan ervoor zorgen dat je niet afgeleid wordt door de geluiden om je heen. Het geroezemoes van anderen die ook in de studiezaal of bibliotheek aan het werk zijn, het tikken van de klok of de tv die in de woonkamer aanstaat. Zeker als je een goede koptelefoon hebt, kun je je volledig afsluiten van de wereld om je heen en concentreren op je eigen werk. Een fijn muziekje aan en gaan!

Wat betreft de muziek die je luistert tijdens het leren zijn er natuurlijk ook diverse tips te geven. Klassieke muziek van Beethoven, Bach of Mozart bevordert bijvoorbeeld de concentratie. Daarnaast is ambient een aan te raden genre, dit is rustige achtergrondmuziek zonder vocals en ritme. Playlists met geluiden uit de natuur worden trouwens ook steeds populairder. Van het aanspoelen van golven, vogels die fluiten tot het geluid van regendruppels in een oerwoud; het ontspant en verhoogt de focus.

Vermijd tot slot de valkuil dat er te veel tijd gaat zitten in het zoeken van de lekkerste muziek. Je zou bijna vergeten dat je nog moet leren. Spotify heeft heel handige Focus playlists, daar zit vast iets voor je tussen!

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Virginie

Het zelfstandig naamwoord is een woord dat naar ‘iets’ verwijst. Het geeft ‘een zelfstandigheid’ aan, dat zowel concreet als abstract kan zijn. Dit woord kan verwijzen naar mensen, dieren, aardrijkskundige namen, dingen, (eigen) namen maar ook gevoelens en gebeurtenissen.

Voorbeelden van een zelfstandig naamwoord

de panda
de zonnebloem
de moeder
de meester
de brug
de rivier
Frankrijk
de sport
de liefde
Nike

Waar herken je een zelfstandig naamwoord aan?

1. Zelfstandig naamwoorden kunnen zowel naar concrete als abstracte zaken verwijzen. 

Concreet houdt in dat iets tastbaars is, of dat je het bijvoorbeeld kunt zien:

personen (Eva, kind)
dingen (borstel, fiets)
dieren (kat)
plaatsen en landen (Amsterdam, Denemarken)

Voorbeeldzinnen:

De bakker verkoopt heerlijke croissants.
Zij neemt de trein.
De schapen staan in de stal.
Ik ben naar Istanbul geweest.

Abstracte dingen zijn niet tastbaar of echt. Je kunt dit niet aanraken of vastpakken: 

gevoelens (verdriet, woede) 
eigenschappen (hoogte, grootte)
tijd (middag, uur, minuut)
gebeurtenissen (verjaardag, ontmoeting) 
denkbeeldige personen of dingen (kabouters, heksen, dromenland)

Voorbeeldzinnen:

Zou de vrede ooit gesloten worden?
Hij heeft last van vliegangst.
Het kwartier is bijna voorbij.
De diepte is drie meter.
De elfjes zijn vaak favoriet.

2. Zelfstandig naamwoorden zijn woorden waar je een lidwoord (de, het, een) voor kunt zetten.

Je kunt deze woordsoorten meestal combineren met een lidwoord. Daarom heten deze woordsoorten ook wel ‘de-woorden’ en ‘het-woorden’. Zo is het ‘de/een muis’, ‘het/een tennisracket’ en ‘het/een uur’. Maar let op: het lidwoord hoeft er niet altijd bij te staan. Bovendien past er soms ook geen lidwoord voor.

Juf gaat vanavond huiswerk nakijken.
President Biden wil rust laten terugkeren in het land.
Texel is erg populair onder vakantiegangers.

3. Veel zelfstandig naamwoorden kun je verkleinen

Van de meeste zelfstandig naamwoorden kun je een verkleinvorm maken:

het schaartje
het aapje
het vaasje
het vriendje

4. De meeste zelfstandig naamwoorden kun je in meervoud/enkelvoud zetten.

Veel zelfstandig naamwoorden kun je in het meervoud (of enkelvoud) zetten. 

de tomaat – de tomaten
de laptop – de laptops
het paard – de paarden

Er zijn natuurlijk ook uitzonderingen zoals:

het personeel 
de brandweer
het vee
de hersens (alleen in meervoud)

5. Zelfstandig naamwoorden kun je makkelijk combineren.

Je kunt met verschillende zelfstandig naamwoorden heel simpel samenstellingen maken:

fiets + band = fietsband
fietsband + ventiel = fietsbandventiel

voet + bal = voetbal
voetbal + schoen = voetbalschoen

Ook kun je deze woordsoort goed combineren met een bijvoeglijk naamwoord. Deze combinaties bestaan meestal uit losse woorden:

een groot huis
de knappe acteur

In sommige gevallen heeft de combinatie echter een eigen betekenis gekregen. Dan schrijf je het wel aan elkaar:

goedemorgen
platteland
kleinkind
blindedarm
hogeschool

Bovenstaande samenstellingen bestaan uit een bijvoeglijk naamwoord (onderstreept) en een zelfstandig naamwoord (dikgedrukt).

nl_NLNederlands